HOME

  • Simone Lenaerts

BIOGRAFIE


  • 'Een groots verhaal van het wel en wee van een Antwerps arbeidersgezin in de jaren vijftig (..) Haar zedenschets is boeiend en pakkend, wemelt van de treffende details en is een schatkist voor wie benieuwd is naar de cultuur en het klimaat van die jaren (…) De schrijfster portretteert een vergane tijd en wereld warm en empathisch. De historische decors – Vlaams, Belgisch, westers – waartegen deze geschiedenis van kleine mensen zich afspeelt, zijn uitstekend geborsteld.’-

    Zo luidt een fragment uit het juryrapport voor de Academia Debutantenprijs. De roman 'Zeewater is zout, zeggen ze' van Simone Lenaerts werd genomineerd voor deze belangrijke Nederlandse literaire prijs.

     

    Simone Lenaerts, Antwerpen 1947, was onderwijzeres en bezocht als moreel consulent jarenlang diverse strafinrichtingen. Zij is nauw betrokken bij de activiteiten en de tentoonstellingen van haar man, beeldend kunstenaar en dichter Jan Vanriet.

    Voor de BBL-galerie te Antwerpen organiseerde zij markante exposities van Breyten Breytenbach, E.L.T.Mesens, René Magritte, Marcel Broothaers, Peter Klasen, Oswaldo Romberg, Denis de Rudder, e.a.
    Met Gerdi Esch en Agnes Goyvaerts publiceerde zij het boek ‘Mode in de lage landen, België’ (uitgeverij Cantecleer / Houtekiet), waarvoor zij de historische bijdrage leverde.  In opdracht van regisseur Walter Tillemans vertaalde zij het toneelstuk  ‘Teibele en haar Demon’ (uitgeverij Dedalus) van I.B.Singer, dat een der grootste successen werd van het Raamtheater. Voor de krant De Morgen schreef ze een reisverhaal over Harlem en een reportage over de Provence.

    Zeewater is zout, zeggen ze is haar romandebuut en verscheen in maart 2008 bij uitgeverij De Geus.
    De roman kreeg in Vlaanderen de Debuutprijs 2009, uitgereikt door Boek.be, en werd in Nederland genomineerd voor de Academica Debutantenprijs 2009.

    In 2009 publiceerde Simone Lenaerts haar tweede roman Spinnenverdriet.

    Voor het project Citybooks van deBuren schreef ze een verhaal over Graz, Een schijn van tijd. Het verhaal werd vertaald in het Duits en gepubliceerd in het Graz-boek van uitgeverij Edition Keiper. In het najaar van 2012 verscheen haar derde roman, De onvervangbare.

     

    Simone met Phara de Aguirre over De Onvervangbare

    Simone met Phara de Aguirre over De Onvervangbare (foto Alain Giebens)

Zeewater is zout, zeggen ze [ROMAN]

Zeewater is zout, zeggen ze is het verhaal van een Antwerpse familie in de jaren vijftig.
De koude oorlog woedt. Het Katholicisme zet de toon.
Raymond is overtuigd communist en anti-klerikaal. Zijn vrouw Rika deelt die visie niet. Zij droomt van glamour en van hartstocht in haar leven. Hun dochter Rosa ervaart en ondergaat de huiselijke spanningen zeer bewust. Ze is onafgebroken op haar hoede voor de wisselende stemmingen in huis en weet zich staande te houden zonder openlijk partij te kiezen.
Haar fantasie is haar houvast. Ze geniet van de verhalen die haar onderwijzer op school verteld en ze raakt gefascineerd door de mystieke kanten van het katholieke geloof.
Niets kan echter voorkomen dat het gezin langzaam uiteenvalt.
ISBN 978 90 445 1114 7416 pagina’s gebonden uitvoering   

Bij de voorstelling van Simone Lenaerts debuutroman Zeewater is zout, zeggen ze
Permeke-bibliotheek te Antwerpen, zondag 2 maart 2008
     Jean-Pierre Rondas

We hoorden zojuist de sympathieke uitgever, afkomstig uit het Zuiden van het Noorden. Hij zei dat delen van Simones boek in het dialect geschreven waren, en dat hij daar (in tegenstelling tot andere Noordelijke uitgevers) geen moeite mee had. Hij vond deze omstandigheid zelfs bijdragen tot de charme van deze roman. Ik zou nu natuurlijk kunnen zeggen dat ik het zo prachtig vind dat er nog andere varianten van het Nederlands bestaan dan alleen de Antwerpse standaardtaal… Maar ik zeg het niet. Mijn punt is dat Simone in haar roman deze en andere varianten hanteert en inzet waar het voor de psychologie en de maatschappelijke situatie van de figuren ook moet. Het gaat om dialectische elementen die ze gebruikt als een soort sociale registers. Ik geef een voorbeeld.

 

De moeder van de centrale figuur in de roman is van Noord-Nederlandse afkomst, en gebruikt, te midden van de meest volkse Antwerpse wijken, en tot schaamte van haar in het Antwerps gesocialiseerde kinderen, plat Hollandse uitdrukkingen en zegwijzen. Tegelijkertijd laat Simone ook de talige invloed zien die het levenslang wonen in een dialectisch sterk gemarkeerde stad zoals Antwerpen op deze vrouw heeft: op den duur wordt gij toch wel sterker dan jij. In haar innerlijke monologen daarentegen (waar ze niet onmiddellijk met anderen wordt geconfronteerd) “denkt” deze vrouw dan weer onberispelijk (Noord)-Nederlands.

De vader is de echte dialectspreker van het boek. Zijn taal (overigens in Nederlandse woorden…) wordt gekarakteriseerd door het gebruik van oe als bezittelijk voornaamwoord – en niet door aa (iets wat we zijn gaan denken sinds de stad is begonnen met de campagne “t Stad is van aa”). Het merkwaardige is nu dat zijn eerder staccato taalgebruik cultureel en tekstueel veel geïnformeerder is dan het “correcte” taalgebruik van zijn vrouw, waarvan het culturele informatiegehalte naar nul tendeert. Hij doet er meer mee. In zijn “parole” borrelen spontaan citaten op uit liederen die hij als communist heeft gezongen en uit boeken die hij als autodidact heeft gelezen – citaten die door zijn vrouw worden geminacht omdat ze niet het talent heeft ze te plaatsen of zelf te verwerven. Maar ook als hij innerlijk monologeert en zijn dialect “denkt” laat Simone hem heel bewust denken en voelen naar het voorbeeld van het literaire model dat ze in haar motto al heeft aangehaald, namelijk het Stephen Dedalus-alter ego van James Joyce. Dat verleent aan deze Antwerpenaar een diepte en een dimensie waartegenover het “Bovarisme” van de Hollandse moeder wel schril moet afsteken.

Zeker in deze stadsroman komt het dialect er beter uit dan het zogenaamde ABN. Het dialect spoort hier met een soort consciëntisatie à la Paolo Freire: alfabetisering die gepaard gaat met het bewustzijn van je sociale toestand. Daarmee gaat een hoge vorm van tekstualisering en cultuur gepaard, die, tenminste in dit boek, en in de door dit boek geëvoceerde tijd, de correcte standaardtaal nu eenmaal ontbeert. Tegelijkertijd maakt dit een van de spanningen uit waarrond dit verhaal is geweven. Dank u, meneer de uitgever, om me hierop te hebben gewezen!

Minstens twee keer gingen er bij het lezen van deze roman hoogst persoonlijke “schokjes van herkenning” door me heen.

Rosa is het meisje van wie-uit de gebeurtenissen worden gadegeslagen en geregistreerd. In de roman is ze tussen tien en twaalf jaar oud, en ze gaat naar de stadsschool, de school zonder God. Niks speciaals vandaag, maar wel in de jaren 1956-1959, wanneer we in Vlaanderen de sociale resultaten zien van de Wet Collard, een reeks dwangmaatregelen die de bestaande tegenstellingen tussen het katholieke en het vrijzinnige Vlaanderen nog verscherpen. De katholieke scholen sturen hun leerlingen op straat om te betogen tegen deze Waals-socialistische minister die een bedreiging is voor de “ziel van het kind” (de slogan par excellence in die dagen). Rosa is zich van de achtergrond van deze conflicten scherp bewust, niet alleen mentaal (want ze doet op haar eentje  een soort “vrij onderzoek” naar het ontstaan van religie) – maar ook sociaal. Ze woont namelijk met haar ma en haar pa en haar onuitstaanbare kleine broertje “op Linkeroever”, waar enkele decennia voordien Le Corbusier nog had gedacht de Nieuwe Stad te doen verrijzen. Vader heeft daar (boven zijn financiële krachten en tegen de zin van de moeder) daar een huisje gekocht in een sociale woonwijk. Het gaat om een wijk met aparte huisjes zoals van de katholieken, niet met woontorens zoals van de socialisten. Dus moet het kind wel gaan spelen bij de aldaar huizende katholieke huisgezinnen, die per eenheid wel tien kinderen bevatten. Een van die katholieke buurvrouwen die het goed met Rosa menen vertelt haar dat zij, de buurvrouw, veel voor haar, Rosa, bidt. Vele katholieken hebben toen gebeden, niet voor de goddeloze ouders, maar voor de onschuldige “kindjes van de stadsschool”, want die konden er ook niet aan doen.

Simone, je beseft het waarschijnlijk niet, en ik besefte het toen al evenmin, het moet in de jaren van voor de Wereldtentoonstelling geweest zijn, maar ook ik heb voor jou gebeden. Ik zie trouwens dat mijn gebeden rijke vrucht hebben afgeworpen. Dat was mijn eerste schokje van herkenning. En hier komt het tweede: waarom, Simone, heb jij dan dat onuitstaanbare broertje bedacht met de naam Jean-Pierre? En dan beweert deze auteur nog dat elke overeenkomst met bestaande personen op louter toeval berust! Dat zal dan wel het toeval van het bestaan van Simone Lenaerts zijn geweest, een toeval met, zoals we vandaag merken, verstrekkende gevolgen. De vraag is of dit toeval wel zo “louter” is als Simone in de allereerste zin van haar tekst beweert.

Neem nu de stad Antwerpen. De halve stad wordt in deze roman in kaart gebracht, niet alleen via de “huidige” loopjes van de personages van Linkeroever naar het centrum aan de andere kant van de Schelde, maar ook via de stadsplekken van hun voorgeschiedenis (Berchem en het Zuid, waar de ouderlijke huizen van het koppel staan). Op een gegeven moment tekent zich een stadsscène af die ik bestempel als de eerste neerslag in woorden van wat Masereel in zijn houtsneden met beelden heeft gedaan. ’s Morgens vroeg voor dag en dauw gaan we met de vader (die alsmaar “denkt” wat hij “ziet” en doet) mee naar zijn werk, te voet door de voetgangerstunnel, zo naar Oever en Kloosterstraat waar hij opgepikt wordt door een van zijn maten die net het nieuwste model motorrijtuig heeft gekocht. De tunnel als locatie voor de bewegende mensenstroom geeft Simone de gelegenheid om een stukje arbeidersliteratuur in de roman te vervlechten, dat tegelijkertijd het hoofdpersonage Raymond “neerzet”. Daardoor krijg je als lezer een merkwaardige spiegeling. Hijzelf, zo vertelt ze, voedt zich immers geestelijk aan de toenmalige arbeidersliteratuur.

Deze mensenmassa bestaat uit geïsoleerde individuen die zich naar hun werk haasten. In de tunnel kruisen ze weer andere massa’s individuen die, een beetje trager toch, naar hun huizen terugstromen. Die ene persoon, te midden van de anonimiteit en de onpersoonlijke automatismen van de anderen, is Raymond Lahaut, op weg naar het pas gebouwde driehoekige torengebouw van “den Bell”. Hij probeert het daar tot meestergast te schoppen. Wat hem tijdens de schafttijd preoccupeert zijn de vergaderingen met zijn communistische kameraden. Waarschijnlijk behoort hij tot de “Cel van den Bell” – een fenomeen dat ikzelf heb leren kennen toen ik enkele jaren terug twee maand lang een ziekenhuiskamer heb gedeeld met een stokoud man die ooit lid was geweest van die communistische cel. Die man had toen de oudste KP-partijkaart van het land. Voor de latere filologie voeg ik er nu aan toe, dat ook Simone die man heeft gezien toen ze me kwam bezoeken. Nu ik Raymond Lahaut heb leren kennen, weet ik: zo zou Raymond zijn als hij tachtig jaar oud en bedlegerig was met een gebroken heup.

Raymond is een ik. Je leert hem kennen door wat hij al denkend ziet, door wat hij al ziende en al doende denkt en bij zichzelf zegt. Door wat hij geestelijk loopt te mompelen. Hij kijkt, oordeelt en handelt (tenminste deze bewuste methode en zelfs zijnswijze hadden de arbeiders van de KP en die van Cardijn gemeenschappelijk). Raymond is een man met aandacht. Hij stelt de Fragen eines lesenden Arbeiters zoals ze door Brecht zijn geformuleerd. Allemaal “in zijn eigen” – want dat is de manier waarop Simone haar drie personages opvoert (die onmogelijke Jean-Pierre telt niet mee, die krijgt geen enkele keer een stem). Raymond, zijn Hollandse vrouw Rika en hun dochter Rosa spreken alle drie “in hun eigen”, of, een beetje duurder uitgedrukt, allemaal doen ze aan “monologue intérieur”, de innerlijke monoloog waarbij van alles voor hun geestesoog passeert. Er is niets in deze roman of het wordt verteld vanuit het standpunt van Rosa, Rika of Raymond, soms per hoofdstuk, soms in één hoofdstuk dooreen, maar nooit samen. Op die manier worden ze door de molen van Simone Lenaerts gedraaid, ze worden als het ware gesimoniseerd. Simonie: Simones romantechniek.

Zo kan je zien wat deze drie mensen echt van elkaar denken (maar van elkaar niet weten dat ze het denken); je kan schaamteloos voyeur spelen in het diepst van hun gedachten; je kan ze zelfs controleren op hun betrouwbaarheid. Maar tegelijkertijd doemt, door het Simonische procédé, ook een wereld op waarin de personages met elkaar geen echt contact kunnen leggen. Ze zijn zoals de individuen in de elkaar tegemoetkomende en passerende mensenstromen in de voetgangerstunnel. L’incommunicabilité des êtres is overheersend. Laat dit nu net een aspect zijn van existentialistische opvattingen die toen, tussen 1956 en 1959 hoogtij vierden, zelfs bij communisten in Parijs. Simone projecteert een existentialistisch thema in een existentialistische stijl op de tijd van het historisch existentialisme. De personages hoeven dat allemaal niet te weten; ze hebben elk hun valabele stem, maar die stem wordt niet gehoord door wie hen het meest nabij staat. Alleman is een Ik, maar een onbeluisterd Ik. Elk heeft zijn Stem. Maar de andere Stem is doof.

Deze stemmen hebben wel hun dimensies. Raymond, de lezende arbeider, product van de socialistische opvoeding in de volksbibliotheken, is erg bezig met de werking van het geheugen en met de reconstructie van het almaar aanzwellend verleden. We leren hem in feite kennen op het ogenblik dat hij de beginregels van Gorters Mei probeert de reconstrueren. Juist door die pogingen evoceert hij, detaillistisch als hij is, een heel internationaal en lokaal tijdsbeeld. Dat is dan de tijd-en-ruimte evocatie die Simone Lenaerts via haar personages op de lezer aan het uitproberen is. Daarbij worden zeker niet alle allusies opgelost. Achteraan in het boek staat wel een glossarium ten behoeve van de jongere  en/of Noordelijke lezer, maar gelukkig is deze lijst bijlange niet volledig, zodanig dat er nog voldoende te raden valt. Je moet al van heel dicht in de buurt zijn om te weten wie die Gust eigenlijk is, en wat die “zoölogie” betekent waar hij woont. Geen mens buiten Antwerpen die weet dat de “zoölogie” geen wetenschap is, maar een “beestenhof”…

De lezende arbeider vindt dat hij met zijn idealen niet zo wereldvreemd is als zijn vrouw wel beweert (denk aan de ondertitel Roman over grote idealen, kleinburgerlijkheid en de warmte van taal), maar anderzijds weet hij ook wel dat de verhoudingen anders zijn. Aber die Verhältnisse, die sind nicht so, zingen ze in Brechts Dreigroschenoper, en Raymond deelt Brechts materialistische filosofie. Met Marx weet hij dat elke kritiek begint  met religiekritiek. Marx’ fameuze opiumzinnetje schiet door zijn hoofd. Simone Lenaerts zet een parallel motto (uit Lucretius) voorop in het boek. Daarom is Raymond antiklerikaal in de praktijk van alledag – maar dochter Rosa is in staat deze positie dialectisch te overstijgen (samen met de auteur heb ik de indruk). Er is nog iets anders dat de materialistische wetten van de ijzeren Verhältnisse overstijgt, en dat zijn de wispelturigheid, de depressies en de Bovaristische trekjes van vrouw Rika. Deze eigenschappen worden zelf tot Verhältnisse met economische gevolgen… Een mismatch, die twee. Muren van afkeer staan tussen hen. Hij zingt een lied uit het repertoire van de Koren van het Rode Leger, zij zingt Malaguena van Caterina Valente. Zij neemt Poeders Dr Mann, hij leest ’s avonds Gorki’s Het leven van een nutteloos mens.

Marcinelle, de dood van Stan Ockers, het partijcongres van 1956 waar Chroestsjov de destalinisering start, de opstand in Boedapest, het raast allemaal voorbij. De wereldtentoonstelling van 1958, symbool van de Vrijheid en de Vooruitgang,  heeft de twee wereldbeelden meer dan ooit radicaal tegenover elkaar geplaatst. Hij blijft bij de oude parolen en zingt ze ook (“bij hongren en bij eten / voorwaarts en niet vergeten / de so-li-da-ri-teit!”). Zij ziet in de progressie haar kans om het ideologische juk af te schudden. Zij zit gevangen in een nieuwe en toch zeer oude logica die haar (en haar hele gezin) trouwens fataal zal worden. Ze heeft schijt aan de solidariteit en geen enkel inzicht in de klassenstrijd.

De jaren vijftig waren geen pretje. Tien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog was de ene helft van Europa bereid de andere helft naar de atoomkelder te bombarderen. De Koude Oorlog was toen zo normaal dat daar weinig vragen werden bij gesteld. De nostalgie naar de “Fifties”  is de nostalgie naar een vertekend beeld ervan, en dat is precies wat Simone toont door het niet te zeggen. Her en der is er wat architectuur overgebleven, die vandaag met wetten tegen afbraak moet worden beschermd. Ook hier en daar een lied: Paul Anka, Lucienne Boyer, Parlez-moi d’amour… De jaren vijftig hebben de mensen in een nieuwe moderniseringsgolf gegooid zonder ze een boei aan te reiken. De oude boeien waren kapot, en de nieuwe al versleten… Gemeenschappen versplinterden en de gangbare samenlevingsvormen waren niet meer houdbaar. Dat vertaalt zich in de lotgevallen van Raymond en Rika. Ze verlaten het duur gekocht en bevochten huis, gaan wonen op de tiende verdieping van een grote “building” en hebben minder dan ooit iets met elkaar te maken.

Het is wachten op iets wat te gebeuren staat in de jaren zestig, en de roman laat je dit ook goed voelen. Dan zal Rosa – maar dat staat niet meer in het boek – achttien zijn, de goddeloze middelbare school hebben verlaten en gaan studeren, in een tijd die het blikken harnas van de jaren vijftig zal afleggen en die een nieuwe verbeelding zal afkondigen waarin de oude waarden nog een keertje een kans krijgen. Rosa is daarop goed voorbereid. In een van de mooiste hoofdstukken zit ze in de klas. Zij en haar rivaaltjes stellen vragen aan de verafgode meester (die ze in hun nieuwe ABN “meneer” moeten noemen). Hun vragen gaan niet over het materiële, maar over het immateriële. Met hun onbezoedelde verstand proberen ze een kleine metafysica van de wiskunde uit. Waar zijn de cijfers als er niet wordt gerekend? Waar is de telkunde als er niet wordt geteld? Waar is de wiskunde als er niemand is om zich te vergewissen? En, vraagt deze lezer zich serieel voort af, waar is de schrijfkunde als er niemand is om te lezen? En vooral, Simone, waar is de voorbije tijd als er niemand is om hem zich te herinneren en hem op te schrijven?

Op het einde rest slechts een lied, zeggen ze altijd. Dan moet het dit lied zijn, dat vader Raymond zingt in een onwaarschijnlijk gave vertaling:

De gedachten zijn vrij
Wie raadt ze daarbinnen
Ze dansen voorbij
Als nachtlijke schimmen
Geen mens kan ze naken
Geen jager ze raken
Laat wezen wat zij

De gedachten zijn vrij!


Juryrapport Vlaamse Debuutprijs 2009

Een Vlaamse vader die zich als arbeider sterkt aan het communistische gedachtegoed. Een Noord-Nederlandse moeder die zich tevergeefs tracht aan te passen aan haar verbrokkelde dromen en het sociale verkeer in de nieuwe woonwijken op de Antwerpse Linkeroever. Een wereldwijs kind dat een gevecht levert tegen de hypocrisie en de kleinburgerlijkheid van haar katholieke leefomgeving. Drie hoofdpersonages die een beeld scheppen van de ‘fifties’, ook toen was het knokken. Het zijn door taal en toekomstdroom getekende mensen.

Simone Lenaerts schreef met Zeewater is zout, zeggen ze (De Geus) een roman die op een zeer intelligente wijze door taal en stijl wordt gedreven. Het is literatuur die een ode is aan de kracht en macht van taal. Lenaerts karakteriseert haar personages door het soort Nederlands dat ze spreken: dialect, Vlaams, Hollands. Haar personages worden bepaald door de uitdrukkingen die ze kennen, de woorden die ze spreken, de boeken die ze lezen, het dialect waarmee ze opgroeiden en de ideologie die ze bezingen.

Doorheen de zedenschets van een familie weeft Lenaerts sociale, politieke en historische thema’s. Het drama van de Vlaamse jaren vijftig wordt vertolkt door een gezin dat niet gelukkig is.

In Zeewater is zout, zeggen ze toont Simone Lenaerts haar meesterschap als een realistische en intimistische tijdschroniqeur.

De jury
Anna Luyten, voorzitter
Lisbeth Imbo
Dirk Leyman
Kristoff Tilkin
Peter Van den Eede

Spinnenverdriet [ROMAN]

Simone Lenaerts baseerde Spinnenverdriet op een ware gebeurtenis. Ze volgde van dichtbij het strafproces tegen een vrouw die zich door haar wereldvreemde en vernederende echtgenoot dusdanig getergd weet dat ze alle normbesef verliest en hem in koelen bloede vermoordt.
Met deze geschiedenis verweeft zich het verhaal van drie jeugdvriendinnen die elkaar jarenlang uit het oog hebben verloren, maar wier wegen elkaar toevallig weer zullen kruisen.Spinnenverdriet is als een moderne Griekse tragedie, waarin Simone Lenaerts een veelzijdig en aangrijpend beeld schetst van menselijke relaties: van genegenheid tot minachting en haat, ambitie en neergang, moederliefde en wraak.


ISBN 9789044514988
256 pagina’s
gebonden uitvoering

De Onvervangbare [ROMAN]

Nadat het theatergezelschap van de acteur Robbie Raveschot beslist om het ambigue personage van SS-er Kurt Gerstein op het toneel te brengen, uit diens leven zal een monoloog gefilterd worden, wordt Robbie Raveschot plots geconfronteerd met de levensgeschiedenis van zijn grootmoeder, een schipperin.  Ze was in het verzet, werd verklikt, en kwam via omzwervingen terecht in een kamp.  Robbie had er geen weet van: schuld van zijn neurotische moeder, die zichzelf het epitheton tweede generatie slachtoffer opspelt. Bij de geboorte van haar zoon, eiste ze dat haar moeder voorgoed haar mond over het verleden hield. Ze wilde niet dat haar kinderen ermee opgezadeld werden.
Robbie is danig overstuur, zowel door het verhaal als door zijn onwetendheid hierover. Zijn collega’s stellen voor dat hij de monoloog schrijft,  kwestie zijn ontzetting meester te worden. De grootmoeder doet in het geheim gedetailleerd relaas van haar wedervaren, terwijl Robbie aan de monoloog werkt.‘Ik laat zien wat er gebeurt met mensen als ze van de ene op de andere dag uit een gewoon, kleinburgerlijk beschermd milieu worden gerukt en in de maalstroom van de ergste verschrikkingen terechtkomen’
Simone Lenaerts over De onvervangbare

Dirk Verhofstadt over De Onvervangbare.

Laudatio bij de voorstelling van het boek op 27 september 2012

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger België, Nederland en Luxemburg aan. De overmacht was zo groot dat het Nederlandse leger al na vijf dagen capituleerde. Het Belgische leger hield het langer vol, het vocht met meer verbetenheid want onze landgenoten waren niet vergeten hoe gruwelijk de Duitse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog te werk waren gegaan. Desondanks moest ons land plooien. Mijn vader vertelde me hoe hij als jongeman op de markt in Brugge met doodsangst het geloei van Stuka’s hoorde die dreigden hun bommen op de stad te gooien. Talloze gezinnen sloegen op de vlucht naar Frankrijk waar ze al snel werden ingehaald door de oorlog. Meer dan 6.000 soldaten en burgers lieten tijdens die 18 dagen het leven. Uiteindelijk volgde op 28 mei de capitulatie en begon de bezetting die ruim 4 jaar zou duren.

Natuurlijk volgde er groot internationaal protest. Tal van landen protesteerden. Leopold III stuurde de dag van de inval ook een telegram naar het Vaticaan met de vraag dat de paus de Duitse inval in zijn katholieke land met de grootste nadruk zou veroordelen en zou eisen dat de bezetters zich zouden terugtrekken. Pius XII reageerde nog dezelfde dag met een telegram waarin hij de koning verzekerde dat hij voor ons land zou bidden. Ook kardinaal Van Roey maande de bevolking aan om het lot te ondergaan en zich niet te verzetten. Na de capitulatie was ons land dus door God en zijn plaatsvervangers op aarde in de steek gelaten en keerde er een ogenschijnlijke rust terug. De bevolking onderging gelaten de bevelen van de bezetters.

De bevolking viel uiteen in drie groepen. Veruit de grootste groep stond apathisch tegenover het hele gebeuren. Miljoenen burgers trokken zich terug op zichzelf en probeerden zo weinig mogelijk te maken te hebben met de oorlog en de bezetting. Het was een vorm van berusting, neerslachtigheid, onwetendheid, onverschilligheid, maar vooral onvermogen. Het ging om gewone mannen en vrouwen die probeerden een zo normaal mogelijk leven te leiden, zowel voor zichzelf als voor hun ouders en kinderen. Ze waren niet moedig, maar ook niet laf. Ze ondergingen het lot zoals de kerk en de gezagsdragers hen vroegen. Een kleinere groep ging regelrecht in de collaboratie. Ze speelden ook een bijzonder kwade rol in de jacht op Joden en verzetsmensen. Het waren antisemitische nationalisten die op 14 april 1941 na de voorstelling van de film Der Ewige Jude de winkels en synagogen van Joden in Antwerpen stuksloegen. Het waren diezelfde collaborateurs die in de zomer van 1942 Joden verklikten en meehielpen bij razzia’s om ze af te voeren naar het Oosten. Het waren ook diezelfde collaborateurs die in tal van Vlaamse steden en gemeenten hun kans schoon zagen om de macht te grijpen en tegenstanders uit de weg te ruimen. Een nog kleinere groep kwam terecht in het verzet. Het waren idealisten die instinctief aanvoelden dat ze het absolute kwaad moesten bestrijden. Zij streden in bijzonder moeilijke omstandigheden actief en legden hun leven en dat van hun medestanders in de weegschaal om de Duitse bezetters te bestrijden.

Ik geef u deze historische gebeurtenissen van pakweg 70 jaar geleden, om de nieuwe roman van Simone Lenaerts te duiden. Het gaat om een grootmoeder Germaine die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat. Op een dag werd ze verraden, opgepakt en opgesloten in diverse kampen. Meer dan een halve eeuw later vertelt ze haar kleinzoon over de dramatische lijdensweg die ze heeft meegemaakt. En die kleinzoon is bezig met een toneelstuk over Kurt Gerstein, een lid van de Waffen-SS die de vergassing van Joden met eigen ogen gezien heeft. Dit is in een notendop de inhoud van De onvervangbare. Op het eerste zicht het zoveelste boek over zowat de meest gruwelijke periode in de menselijke geschiedenis, want hierover zijn al boekenkasten vol geschreven. En toch is het anders dan de andere boeken over dit thema.

Ik onderscheid vijf categorieën. Je hebt de autobiografieën of directe getuigenissen van mensen die de kampen en de nazi-gruwel persoonlijk hebben overleefd, denk aan Primo Levi, Gÿorgy Konrád, Elie Wiesel, en in ons taalgebied, Regine Beer. Ten tweede zijn er de getuigenissen uit tweede hand, vaak van kinderen en kleinkinderen van daders en slachtoffers, die op zoek gingen naar wat hun ouders als hadden gedaan of meegemaakt, zoals het werk van Uwe Timm, Joachim Fest, Hannah Arendt en, in ons taalgebied, Joseph Pearce. Ten derde heb je de historici die de opkomst, de overheersing en de ondergang van de nazi’s en hun bondgenoten hebben beschreven zoals Raoul Hilberg, Saul Friedlander, Laurence Rees en, in ons taalgebied, Lieven Saerens. Ten vierde zijn er de romanschrijvers die met al hun verbeeldingskracht de waanzin van het nazisme, de oorlog en de bezetting hebben beschreven aan de hand van fictieve personages, zoals Agota Kristof, Edgar Hilsenrath, Amos Oz en, in ons taalgebied, Johan De Boose. Het boek van Simone Lenaerts past in een vijfde categorie.

De onvervangbare is immers geen gewone roman. Het bevat geen fictieve namen van kampen. Dat is ook niet nodig, want elk kamp was een verschrikking. Simone is ook karig met het aanduiden van concrete plaatsen, stations, spoorwegen en andere specificaties. En toch weet ik dat zowat alles wat ze heeft neergeschreven, gebaseerd is op waargebeurde zaken. Zo kan ik aan de hand van allerlei details opmaken dat haar hoofdpersonage Germaine vast zat in het concentratiekamp van Ravensbrück, het grootste detentiekamp voor vrouwen. Alle details kloppen: dat van de hardvochtige houding van de bewakers, de urenlange appèls op de verzamelplaats, de voor dierlijke inrichting van de barakken, de smerige latrines, de stinkende ziekenboeg, de verschrikkelijk honger en dorst, de drang ook naar een beetje menselijkheid.

Simone heeft die gebeurtenissen verweven in een ingenieus verhaal waardoor het de fictie overstijgt tot een unieke getuigenis. Elk feit dat ze beschrijft, is gebeurd met de honderdduizenden die in de kampen vastzaten. Daarmee spoort ze met een vijfde categorie boeken over de Holocaust en het nazisme, namelijk die romans die gebaseerd zijn op waargebeurde feiten zoals De welwillenden van Jonathan Littell, HHHH van Laurent Binet en in zekere zin zelfs Het verdriet van België van Hugo Claus. Alle details kloppen, de plaatsen liggen historisch vast, alleen de figuranten zijn ontsproten aan de verbeelding van de auteur. Maar die figuranten hebben echt bestaan en hebben datgene wat Germaine, de verzetsvrouw in dit boek, ondergaat, ook effectief ondergaan. In die zin is deze roman een eerbetoon aan al die moedige mensen die zich weigerden neer te leggen bij de nieuwe orde.

Simone heeft met deze roman de existentiële kern van de beulen en slachtoffers goed begrepen en uitstekend verwoord. Laat het mij anders zeggen: Simone beschrijft hoe laag mensen kunnen vallen. Wie dit boek leest, beseft dat dit nog veel lager is dan dat men zich in zijn verbeelding kan voorstellen. De onvervangbare toont in dat opzicht de zwartste kant van de menselijke ziel. Wat Germaine in deze roman ondergaat en wat vele mensen in de kampen werkelijk ondergingen, tart immers elke verbeelding. Het begint met het verraad en het oppakken van haar man en van haarzelf. Die geliefde wordt vreselijk gefolterd. Voor wie wil weten hoe dat gebeurde, bezoekt best het Fort van Breendonk. Ook hier kloppen alle details. Nadien wordt ze met de trein afgevoerd naar het Oosten. Ze wordt een van de vele Nacht und Nebel-gevangenen, mensen die spoorloos verdwenen en waarover het thuisfront normaal niets meer hoorde. Germaines naam werd gewist en vervangen door een nummer. Ze kreeg een typisch blauwwit gevangenenpak dat in zowat alle concentratiekampen gedragen werd. Ze moest labeuren ten bate van de vijand. En er waren de SS-Helferinnen, vrouwelijke bewakers die hun sadisme botvierden op de gevangenen. Ook zij hebben echt bestaan.  Opnieuw gingen ze op transport, dagen en nachten lang en kwamen toe in een nog veel groter kamp. Ze moesten er hun kledij afgeven, hun haar werd afgeschoren, ook hun schaamhaar. Bewakers wroeten in hun aarzen op zoek naar verborgen juwelen. Ook dat was realiteit. En dan opnieuw slavenarbeid, ditmaal in de oorlogsindustrie. Nog zo een waar gebeurd feit. Maar nog is de lijdensweg voor Germaine niet voorbij. Zo moest ze op het einde puinruimen in een stadje tussen de bommenregen door. Tot ze nog 36 kilo woog.

Na de oorlog werden allerlei verenigingen en vriendenkringen van weerstanders opgericht. Vandaag zijn die zo goed als verdwenen. “Wie interesseert zich er nog voor”, zo laat Simone Germaine zich afvragen. Met het wegvallen van de laatste directe getuigen bestaat evenwel het gevaar dat ook de herinnering aan wat er in de concentratiekampen heeft plaatsgevonden, verdampt. Vergeten maakt immers deel uit van het leven. Dat is een van de tragedies van de geschiedenis. Vooral jongeren weten steeds minder over wat er zich pakweg 70 jaar geleden heeft voorgedaan. Ondanks het internet en andere informatiebronnen is de kracht van het vergeten één van de gevaarlijkste tendensen van onze tijd. Vraag aan scholieren wat Auschwitz, Dachau of de Goelag betekent en je stoot op een onthutsend gebrek aan kennis. Dat is spijtig, maar ook gevaarlijk. Het is immers belangrijk dat elke nieuwe generatie kennis verwerft over totalitaire ideeën en regimes en hun nefaste gevolgen voor de democratie en de vrijheid. Het is dan ook noodzakelijk dat op alle scholen, ook in het technisch en beroepsonderwijs, meer geschiedenisles wordt gegeven over de vreselijke gebeurtenissen in de twintigste eeuw in het algemeen en de vernietiging van de Europese Joden in het bijzonder.

Dat moet veranderen. We moeten ingaan tegen de kracht van het vergeten. Dat kunnen we door geschiedenis te onderwijzen, door musea te bezoeken, door boeken, films en documentaires te maken. Die dragen in belangrijke mate bij tot het  aanscherpen van het bewustzijn van de komende generaties. In ons land zijn er drie plaatsen die elke scholier, en eigenlijk elke burger, zou moeten bezoeken, om te begrijpen wat het nationalisme en het nazisme hebben aangericht: Flanders Fields in Ieper over de waanzin van de Eerste Wereldoorlog, het fort van Breendonk waar vooral politieke andersdenkenden tijdens de Tweede Wereldoorlog werden gefolterd en vermoord. En het nieuw Museum over de Holocaust en Mensenrechten tegenover de Dossinkazerne in Mechelen van waaruit ruim 25.000 Joden en zigeuners werden afgevoerd te naar Auschwitz.

Ikzelf en de meesten hier aanwezig behoren tot de eerste generatie die nooit een oorlog heeft gekend, gelukkig maar. Ik stoor me aan het toenemende nationalisme en euroscepticisme waarbij men voorbijgaat aan het feit dat we vandaag al 67 jaar leven in een situatie van ongekende vrede en welvaart, en dit nadat we in het Avondland gedurende 2.000 jaar elkaar de kop insloegen. De vrede die we vandaag kennen, lijkt voor heel wat mensen, een evidentie. Maar geloof me, dat is niet zo. De democratie moet elke dag opnieuw verdedigd worden tegen de sirenenzang van extreemrechts met hun simplistische slogan ‘Eigen volk eerst’. We mogen niet denken dat het onvoorstelbare niet opnieuw zou gebeuren. In zijn boek De verdronkenen en de geredden schrijft Primo Levi hierover het volgende: “Het is gebeurd tegen alle verwachtingen in: ongelooflijkerwijs is het gebeurd dat een heel volk, een beschaafd volk dat de opbloei van Weimar nog maar juist achter de rug had, zich achter een charlatan schaarde om wie men nu alleen nog maar kan lachen; en toch is Adolf Hitler gehoorzaamd en bejubeld tot de catastrofe toe. Het is gebeurd en kan dus weer gebeuren; dat is de kern van wat we te zeggen hebben.”

Dames en heren,

De Duitse filosoof Theodor Adorno zei vlak na de oorlog wel dat het na Auschwitz niet meer mogelijk was om gedichten te schrijven. Deze uitspraak is vaak gebruikt als argument dat Auschwitz en de Endlösung der Judenfrage niet langer onderwerp van literatuur en kunst mocht zijn. Maar zo heeft Adorno het niet bedoeld. Sterker nog, in zijn essay Opvoeding na Auschwitz benadrukte hij de noodzaak om voortdurend les te geven over de Holocaust. “Dat Auschwitz niet nog eens zal vóórkomen, is de allereerste eis die men aan opvoeding dient te stellen”, aldus Adorno. En om die reden vond hij dat zwijgen geen optie was. En dus dat spreken, schrijven en dichten over de anus mundi levensnoodzakelijk is, willen we niet opnieuw vervallen in de barbarij.

Ook vandaag, in deze tijden van morele verwarring, hebben we meer dan ooit nood aan mensen die met hun verbeelding, via gedichten of romans, de stemming, de driften en gevoelens van de voormalige protagonisten blootleggen. We hebben geen nood aan stilzwijgen of berusting, maar aan een luide stem en engagement. En dat is juist de kern van De onvervangbare. Met haar meeslepende stijl slaagt Simone erin om de lezer in haar verhaal te trekken en onder te dompelen in de sfeer van weleer. In een letterlijk hels en bijna ondragelijk tempo verhaalt ze over de vernedering, de mishandeling en de pijniging van een eenvoudige vrouw die deels uit liefde, deels uit idealisme besloten had om in het verzet te gaan tegen de Duitse bezetters.

Beste Simone,

Je hebt niet alleen een goed boek geschreven, maar ook een noodzakelijk boek. Het verhaal van Germaine is er een van mededogen, liefde, solidariteit en moed. Dat zijn universele eigenschappen maar we komen ze al te zelden tegen, zeker in tijden zoals vandaag waarin zelfzucht en onverschilligheid de medemenselijkheid en de samenleving ondermijnen. Ik ben ontroerd dat je deze warme gevoelens tegen de tijdsgeest in opnieuw onder de aandacht brengt, namelijk het liefhebben van de ander omwille van zijn mens-zijn en niet omwille van zijn afkomst, geloof, volk of natie. Want daar gaat het om. Je treedt hiermee in de voetsporen van wijlen Louis Paul Boon. Die schreef in een brief aan Willem Elsschot ooit het volgende: “Ik heb de mensen lief, en niet de vaderlanden.” En hij voegde er de volgende aan toe: “Ik walg van die dingen. Vandaag of morgen zullen zij weer door onze straten trekken met hun leeuwenvlaggen, hun benagelde botten, hun roffelende trommen.” Dit boek, vol warmte en genegenheid, vormt daartoe het gepaste antidotum. Ik raad iedereen aan om het te lezen, niet uit compassie, maar uit noodzaak.

Dirk Verhofstadt

 

Verschijnt einde september 2012
Omvang ong. 384 pagina’s
Uitgeverij De Geus
ISBN 978 90 445 2410 9
NUR 310

 

 

Pers & Commentaar

Het Parool

“Aangrijpend verslag van de nazihel”

download pdf


Klara – babel

Simone in Babel, 30 oktober 2012


De Standaard

Inzicht

download pdf


Knack

Parels van troost en meedogen

download pdf


NU.nl

Een juweeltje

lees het volledige artikel op NU.nl


De Standaard

De frisheid van Simone Lenaerts

download pdf


Klara: Babel

Beluister het geluidsfragment op de Klara website


De Morgen

Dubbelinterview – Simone Lenaerts & Jan Vanriet

download pdf – pag. 1 [123K]  |   download pdf – pag. 2 [257K]


tijdschrift GYNAIKA

De werf van de jaren 50

bekijk de PDF


Het Nieuwsblad

Interview

bekijk de PDF


Het Nieuwsblad, tijdschriftbijlage Letters:

De moordenaar in elk van ons

download pdf


Klara: Ramblas

Beluister het geluidsfragment op de Klara website


Recensies

Zeewater is zout, zeggen ze van Simone Lenaerts vinden we om heel andere redenen een uitstekend boek. Het is een roman waarin een volgroeide vertelstem aan het woord is, die secuur de verloren wereld van de Vlaamse jaren vijftig schetst. Hoewel Lenaerts soms het vermogen mist om te variëren in haar stijl, is haar boek een overtuigende bijdrage aan de Vlaamse traditie van de familieroman. Nu is het natuurlijk mogelijk dat wij, vier Nederlandse lezers, vooral gecharmeerd zijn door dit boek omdat het zo prettig ons clichébeeld over Vlaanderen en de Vlaamse literatuur bevestigt. Dat is echter te gemakkelijk gezegd: ook zonder dat de Vlaamse traditie erbij wordt gehaald is Lenaerts’ boek meeslepend en suggestief. Het is een boek dat onnadrukkelijk kwesties over de Vlaamse politiek aan de orde stelt, terwijl het tegelijk een fraai tijdsbeeld geeft. Omdat juist bij dit boek zowel de filosoof in ons als de plezierlezer aan zijn trekken komt, vinden we dat Zeewater is zout, zeggen ze de Academica Debutantenprijs 2008-2009 verdient.

Slotstuk van de ‘Academica Schaduwjury’ op Recensieweb.


‘Antwerpen-Linkeroever in de jaren vijftig, toen er nog echte communisten waren. Oppervlakkigheid, schone schijn, een zeer aanwezige kerk, 1-mei stoeten en stille dromen. Onbegrijpelijk dat dit prachtige boek niet meer aandacht kreeg.’

Rik Torfs, De Standaard


Zeewater is zout, zeggen ze is meer dan een ontroerend familieportret, de roman geeft ook een minutieus beeld van de benauwende jaren vijftig ten tijde van de Koude Oorlog waarin armoe troef was.
Het zijn vooral de vele details, de fraaie beelden en de snedige Vlaamse dialogen die Lenaerts zo uit haar mouw lijkt te schudden, die de roman zijn glans verlenen.

Edith Koenders, De Volkskrant


‘Een ambitieuze kroniek van een turbulent tijdsgewricht en van drie eigenzinnige, sterke personages.
Zeewater is zout, zeggen ze is een echt stemmenballet.”

‘Vol meedogen toont Lenaerts de kracht, maar ook de intellectuele beperkingen van de volle, idealistische overtuiging.’

Jeroen Versteele, De Morgen


Een vertelling in een modernistische traditie van Du Perron, of een vroege Vestdijk.

Zeewater is zout, zeggen ze, is een stilistisch en karaktertechnisch sterke roman. Lenaerts is de taal meester en weet zich in te leven in verschillende personages.

Bob Hopman op http://www.recensieweb.nl


Het is een meesterlijke tekst. Je volgt de feitelijke gebeurtenissen en de gedachten die er bij horen van twee kanten, je proeft de ergernissen, de spanning, de kribbigheid. In dit stukje wordt de toon gezet voor het hele boek. Het is het verhaal over een mislukt huwelijk, socialistische idealen tegenover katholieke schijnheiligheid. Het is ook het verhaal over de jaren vijftig. De politieke gebeurtenissen klinken door in de persoon van Raymond; de katholieke kleinburgerlijkheid wordt vooral door Rosa verwoord, en bij monde van Rika proeven we de economische veranderingen in de maatschappij. Door steeds van verteller te wisselen is er een fraaie uitdieping van karakters maar wordt ook het verhaal levendig. Dat doen ook de vele dialogen en een sappig Vlaams taaltje. Het wederzijdse onbegrip, de irritaties, ze leiden onontkoombaar naar een climax. Politiek en religie vormen een belangrijk onderdeel van het verhaal, en dat samen met het onvervalste Vlaamse taalgebruik doet onmiskenbaar denken aan Hugo Claus. Ook Marcella Baete zou wel eens invloed gehad kunnen hebben op deze nieuwe schrijfster. Een nieuwe schrijfster in een oude traditie, het levert een prachtige roman op, genieten van begin tot einde, zelfs al ken ik de betekenis van vele Vlaamse woorden niet… blaffeturen? Gardevil? Jappekes?

http://www.leestafel.info


Actueel & Publiek

Boekpresentatie De Onvervangbare op 27 september

Invitatie-Onvervangbare


Citybooks in De Morgen, 25 juli 2012


Citybooks, Simone Lenaerts over Graz, Een schijn van tijd.

link

Voorstelling Citybooks Graz in het Literaturhaus. Acteur Rudi Widerhofer (Schauspielhaus Graz) leest uit Zeewater is zout, zeggen ze.
Präsentation der Citybooks Graz im LITERATURHAUS. RUDI WIDERHOFER (Schauspielhaus Graz) liest einen Ausschnitt aus dem Roman DAS MEER IST SALZIG, SO SAGEN SIE


Contact

Links